De échte slachtoffers van de kansenongelijkheid

Kansenongelijkheid, het sociale onrecht dat kinderen met een lagere sociale status minder kansen in het onderwijs zouden hebben, beïnvloedt het onderwijs al zeker 50 jaar. Om de maatschappelijke ongelijkheid te doorbreken, heeft het onderwijs 30 jaar geleden haar focus verlegd: niet langer stonden kwaliteit en kennisopbouw centraal, maar moest het onderwijs zich actief toeleggen om maatschappelijke ongelijkheid te bestrijden. 30 jaar later zijn de gevolgen niet meer te overzien. Veel kinderen komen van school zonder dat zij goed kunnen lezen, rekenen of schrijven, er is een groot lerarentekort en steeds meer ouders keren zich van het reguliere onderwijs af. De onderwijsuitgaven zijn in 30 jaar tijd verviervoudigd en de maatschappelijke ongelijkheid is er alleen maar groter op geworden. Inclusief onderwijs moet nu het tij gaan keren. Geen gelijke kansen meer maar gelijke uitkomsten moeten sociale ongelijkheid voorgoed verbannen. Maar wat betekent gelijke uitkomsten voor de kwaliteit van het onderwijs? En is inmiddels niet ruimschoots bewezen dat het streven naar gelijkheid de kwaliteit van het onderwijs uitholt? Wat kunnen we dan wel doen om maatschappelijke ongelijkheid te beteugelen?